Sommige middelen of gewoonten zijn verslavender dan andere. Niemand kiest er voor om verslaafd te zijn. Een verslaving ontstaat vaak stapje voor stapje.

Verslaafd zijn betekent niet alleen dat je iets heel vaak gebruikt. Je bent verslaafd als:

• je lichaam of geest afhankelijk is van het middel;
• je steeds meer nodig hebt van een middel en
• als je ontwenningsverschijnselen krijgt als je het middel niet gebruikt.

Het begint met experimenteren, dan kan het een gewoonte worden. Als je dan steeds vaker en meer gaat gebruiken kan het zijn dat het middel steeds belangrijker wordt en een rol gaat krijgen in het dagelijks leven, waardoor je lichaam uiteindelijk niet meer zonder kan. Als je dan het middel niet gebruikt of het gedrag niet uitvoert, krijg je ontwenningsverschijnselen. Ontwenningsverschijnselen kunnen lichamelijk zijn, zoals zweten of trillen. Maar ook geestelijk, zoals onrustig zijn of in paniek raken. Je moet dan iets gebruiken of doen om je goed te voelen.

Je kunt aan verschillende soorten middelen of gedrag verslaafd raken. Je lichaam of je geest werken slechter, omdat je iets niet hebt gebruikt. Of omdat je iets niet hebt gedaan. Heb jij daar ook last van? Praat er dan over. Je kunt ook op school terecht met je verhaal. Neem contact op met je mentor of gebruik het contactformulier.